Midden in nergens


Ze stond midden in nergens, met een tray vol lege glazen waar ze heel druk mee waren. Ze verdeelden het over en over op die tray. Hij probeerde alles in balans te houden terwijl zij druk aan het stapelen was. Geen oog voor het verkeer wat voorbij raasde of voor de vogels in de boomen achter ze. De fietsers kwamen nog het dichtste bij, maar niets kon door die bubbel heen breken. Hij had een bruine rugzakje, zij een rode jas. Het dichtstbijzijnde huis was een half uur lopen. De eerste winkel twintig. Toch stonden ze daar, met z’n tweeën en die tray vol met glazen. Ver weg van alles, zonder enige logische reden, maar toch onbetwistbaar echt.