Oude objectieven gebruiken lijkt voor veel mensen geen logische stap als je met digitale camera’s fotografeert. Je bent immers niet voor niets naar digitaal gegaan, dat moet toch beter zijn zou je zeggen. Dat roept gelijk de vraag op, wat is het gene dat beter zou moeten zijn?
Het kern verschil tussen een analoge en digitale objectief is dat een analoge objectief voor een analoge camera is ontwikkeld. Zoverre is het klap-voorhoofd-serieus… simpel. Je hebt tot op de dag van vandaag ‘analoge’ objectieven die zonder enige probleem op moderne digitale camera’s werken omdat ze het aansturing systeem delen. Denk maar aan Nikon AF-D, Canon EF of de grote gros van Minolta objectieven bij Sony A-mount camera’s. Waar de meeste mensen bij analoge objectieven aan denken komen eerder van de generatie daarvoor. De Fujinon, Praktica, Pentacon en dergelijken of nog ouder kijkend naar bijvoorbeeld Petzval objectieven van oude grootformaat camera’s. Allemaal vol manuele objectieven, geen autofocus en de diafragma mag je ook lekker met de hand bijdraaien. Bij dit soort objectieven treden de kenmerken van het glaswerk (en de coating daarvan) in de schijnwerpers. Analoge objectieven lopen echt wild uiteen wat betreft hun optische scherpte, kleurweergave, bokeh, contrast vorming en meer en zijn vaak heel uitgesproken in hun beeldvorming. Moderne objectieven worden volgens veel strengere optische eisen ontwikkeld, en zijn daardoor vaak hun speelsheid kwijt. Film is in die zin veel vergevingsgezinder dan een digitale sensor.Hiernaast speelt ook mee dat prijs van oude analoge objectieven vaak vele malen voordeliger is dan van moderne objectieven kan je zo heel snel een beeld neerzetten die echt afwijkt in sfeer van hun moderne equivalent. Ja, het is vaak proefmatig te werk gaan om achter te komen welke objectief aansluit bij je wensen, maar dat is ook het leuke eraan. Je kan vrij snel een collectie opbouwen waarbij je meerdere soortgelijke objectieven hebt voor echt specifieke sferen. Als je een analoge lens wil gebruiken op een digitale camera moet je een mount adapter hebben. Dat zijn ringen die de digitale vatting omzetten naar de andere lens vatting en indien nodig corrigeren voor de benodigde afstand tussen het sensor en de uittrede van het objectief (flange afstand). Op systeem camera’s kan je nagenoeg alles plaatsen, op spiegelreflexen ook vrij veel. Behalve bij Nikon, want zij hebben de langste flange afstand van alle kleinbeeld camera’s en daardoor zou je niet scherp kunnen stellen met andere soort objectieven.
Soligor 28mm f/2.8
Helios 58mm f/2
Om een wat overzichtelijkere vergelijking te kunnen maken hebben we zes objectieven naast elkaar gezet. Vier ‘echte’ analoge objectieven, een Lomography pinhole objectief en voor de leuk een ‘moderne’ Canon EF 50mm f/1.8, dit allemaal op een Canon EOS 5D III. Als we de foto’s vergelijken wordt het onmiddellijk duidelijk wat het invloed van het glaswerk op de foto is.
Onder de line-up van het glaswerk, de resultaten:
Al met al, ja, een analoge objectief kan zeker een toevoeging zijn aan een digitale camera. Je bediening zal wat meer van je kennen en kunde vereisen, maar je kan zo wel naar foto’s toe werken die in hun stijl en sfeer veel meer uitgesproken zijn dan menige van moderne objectieven.
P.S. : Lensbaby
Een merk wat leuk is om aan te halen zijn de Lensbaby’s. Officieel zijn dit geen ‘analoge’ objectieven als we het vanuit de vintage hoek benaderen. Lensbaby’s zijn moderne analoge objectieven die op een zeer simpele manier het tilt-shift mogelijkheid hebben toegepast. Ze hebben geen mechanische diafragmering, maar maken gebruik van metalen plaatjes waar een diafragma gat in is gestanst. Echte optische scherpte is ver te zoeken, maar de beeldvorming is uniek. De bedieningswijze ook aangezien de ‘behuizing’ slechts een rubberen buis is die je zelf heen en weer buigt, rekt en trekt om zo je compositie en scherpstelling te bepalen.